70 jaar geleden: 1835 + 1
1 februari 2023

In Kruiningen staat naast de Johanneskerk het monument voor de watersnoodramp, een vroeg werk van Jan Wolkers. Een vrouw houdt een verdronken kindje in haar armen – Jan Wolkers had enkele jaren eerder zijn dochtertje Eva verloren. Een ramp zo groot is alleen te bevatten als je het menselijke nog kunt overzien. Kruiningen verloor 58 bewoners.

In mijn jaren in Zeeland heb ik vele verhalen gehoord van ooggetuigen. Kapelle-Biezelinge-Eversdijk ligt hoger ten opzichte van de rest van Zeeland, en is droog gebleven. Maar vele families kenden slachtoffers. In het dichtbij gelegen Yerseke werden maandenlang gevonden lichamen naar de dorpskerk gebracht ter identificatie. Wie daaraan meewerkte, hield daar later vaak geestelijke problemen aan over. Maar het moest gebeuren.

Een pasgetrouwd stel, afkomstig uit Biezelinge, ook getrouwd in Biezelinge, was gaan wonen in Dreischor (Schouwen-Duiveland). In de nacht van 31 januari op 1 februari kwam een bevriend stel daar bij hen logeren. Zondagmorgen kwam het water en vluchtten zij naar de zolder. Daar hebben deze vier jonge mensen zich voorbereid op het ergste: zij hebben met elkaar de trouwtekst gelezen uit de trouwdienst (Rom. 8: 38-39). Ze hebben met elkaar gebeden, en gezongen: Ruwe stormen mogen woeden. Het huis is ingestort, één van deze vier heeft het overleefd. De begrafenis van de beide pasgetrouwden is in Biezelinge geleid door dezelfde predikant als die hen getrouwd had – met hun trouwtekst, waar aan zij zich vastgehouden hadden in de nacht van de ramp.

De Zeeuwse schrijver en politicus Kees Slager heeft veel verhalen opgetekend van ooggetuigen in alle delen van de provincie. Bij zijn interviews kwam hij achter het bestaan van het 1836ste slachtoffer. In 2002 hoorde hij dat in het gehucht Capelle op Schouwen-Duiveland de dag vóór de watersnood een jongetje geboren was. Dit jongetje was -op zaterdag- nog niet aangegeven bij de burgerlijke stand. Het hele gezin is omgekomen bij de ramp. Vanwege dit jongetje heet het monument in het Watersnoodmuseum, dat vele verhalen van slachtoffers vertelt: 1835+1.

De watersnood reikte tot in Rotterdam: ook hier liepen straten en huizen onder, braken dijken door. In de wijk Hillesluis is een aantal kinderen omgekomen. De Hollandse IJssel stond zo hoog dat velen daar veel angst om gehad hebben – bij Nieuwerkerk aan de IJssel is een dijkdoorbraak voorkomen door een schip voor het gat te varen. Op die plek staat het Hitland-monument. In Rotterdam kwamen tienduizenden vluchtelingen uit het rampgebied. Hun eerste onderkomen was Ahoy.

Wat kun je nu zeggen over geloof en deze onvoorstelbare ramp? Daar is veel beschouwends over geschreven, over dogmatiek en denkbeelden, over wat God heeft beschikt of juist niet. In het grootste donker hielden de vier jonge mensen zich vast aan de liefde van God, die voorbij alle menselijke grenzen gaat. Dit besef is daarna voor hun bedroefde familie altijd tot een kracht geweest. Het herstelwerk aan dijken werd door sommige Zeeuwen ervaren als Pasen: leven was weer mogelijk, de dood had geen macht meer. In het dorp Scharendijke kwamen de leden van de gereformeerde kerk, van ds. Harry Kuitert, en van de hervormde gemeente, elke zondag bijeen in het minst beschadigde kerkgebouw. Na een jaar herstelwerkzaamheden gingen beide kerkgemeenschappen weer hun eigen weg. Ds. Harry Kuitert zou het Samen op Weg-proces van het begin af aan ontwikkelen en stimuleren.

Enkele weken na de ramp werd het beeld van Zadkine ‘De verwoeste stad’ in Rotterdam onthuld. De dichter Gerrit Achterberg gebruikte dit beeld vervolgens in zijn gedicht ‘Watersnood’, waarmee hij een monument in woorden  voor de slachtoffers oprichtte:

WATERSNOOD

Beelden van Zadkine stonden moeders daar
babies boven de springvloed uit te beuren.
Zonen zagen hun vaders medesleuren;
Wat wordt een ouder in je handen zwaar;
de schuren van boerderijen scheuren.
Ratten en mensen klommen door elkaar.
Een kind zat om haar dode pop te zeuren
en was het ogenbliklijk zelf nog maar.

Het water steeg tegen het vee omhoog.
De koppen groeiden van geluid en dood.
Het wurgde zich; de balg ondersteboven.
Kippen vlogen als sneeuw de golven over.

Padvinders vonden later, vals en droog
katten in bomen; een portret, een brood.

Gerrit Achterberg

ds Ilse Hogeweg