Een vrolijke, kleine Eenhoorn komt de bibliotheek in gehuppeld. Ze zwaait naar mij en maakt een extra rondje door de grote elektrische draaideur. De kunst is om door een zo klein mogelijke opening te gaan zonder dat de deur blokkeert en de andere bezoekers geïrriteerd raken. Ondertussen is haar moeder ook bij de deur aangekomen en roept haar tot de orde: “Mehret!
“Mooie eenhoornmuts heb je op je hoofd”, zeg ik. “Unicorn”, zegt ze, want zo staan eenhoorns tegenwoordig bekend. Ze haalt de muts van haar hoofd. Vandaag is haar haar in wel bijna 20 kleine staartjes gevlochten. “Daar heeft jouw moeder weer veel werk aan gehad”, zeg ik. “Ja”, zegt moeder, “wel twee uur”.
We gaan op zoek naar een plekje om te werken. Met de roltrap naar de eerste verdieping. Mehret houdt zich vast aan de geleidebanden op de leuning en werkt zich naar boven zonder de treden aan te raken, haar voeten zet ze op de gladde rand naast de treden. Op de eerste verdieping vinden we geen tafeltje waar we met z’n drieën kunnen werken. Dus we gaan een verdieping hoger. Mehret kijkt verlangend naar de roltrap die van de tweede verdieping naar beneden komt. “Ik kan makkelijk over die roltrap naar boven gaan”, zegt ze. “Dat mag niet”, zeg ik, “dat doen we dus maar niet.” “Zullen we dan met de gewone trap gaan?”, roept ze terwijl ze al onderweg is. Ik ga er maar achteraan. Tegen de tijd dat ik boven ben, is zij al twee keer op en neer gegaan en heeft de leuning geïnspecteerd en afgekeurd op de mogelijkheid om erover naar beneden te glijden.
Op de derde verdieping vinden we een plek voor ons drietjes. Er komt een heleboel werk tevoorschijn. Spellingsoefeningen voor groep 5 uit de tas van Mehrets moeder. Huiswerk uit de tas van Mehret. Een paar verhaaltjessommen (redactiesommen) uit mijn tas.
Mehret heeft duidelijke ideeën over wat ze vandaag wel en niet wil doen. Haar moeder en ik hebben daar wat andere ideeën over. Mehret onderhandelt stevig: ‘dit’ kan ze al, ‘dat’ heeft ze thuis al gedaan en ‘die’ tekening moet ze nu afmaken en morgen op school inleveren. Maar ík wil de spellingsoefeningen doen, en ook nog een paar redactiesommen en haar moeder wil nog véél meer doen in die kleine twee uur in de bibliotheek. Felle discussie met haar moeder in het Amhaars. Tegenover mij wat tegensputteren in het Nederlands, niet te veel, “want dat is misschien onbeleefd tegen jou”. We kunnen met elkaar afspreken dat de tekening het laatste aan de beurt komt. Eerst de spellingsoefeningen want daar signaleert de school problemen.
Mehret schrijft de woorden op die ik haar voorlees. Pas als ik wat bedenkelijk begin te kijken bestudeert ze haar schrijfsels. “Oh ja,” zegt ze. “Dit is natuurlijk weer fout.” Ze denkt eens diep na, past de een of andere spellingsregel toe, en kijk aan, nu gaat het wel goed. Dan moeten nu wel alle foute antwoorden uitgegumd worden, vindt Mehret. “De goede antwoorden kun je toch in de tweede kolom van je oefeningenboek schrijven?” zeg ik. “Dan hoef je niets te gummen. Dat gaat veel sneller.” Maar dat is haar eer te na. Geen foute antwoorden in haar boeken. Ze begint zo fanatiek te gummen dat haar gum breekt en er een stukje onder de tafel valt. Floep, Mehret is in één vloeiende beweging van haar stoel gegleden en zit onder de tafel. Als ik mijn hoofd ook onder de tafel steek, is ze inmiddels in haar moeders tas aan het wroeten op zoek naar een andere gum. “Kom op, Mehret, dit schiet zo niet op!”
Ze komt weer boven en heeft een hoop babbels. “Mond dicht en volgende woord”, zeg ik, “vliegmachine”. Ze kijkt me stralend aan. “Die weet ik wel.” Ze schrijft het op en houdt haar hand zó dat ik niet kan lezen wat ze schrijft. “Dat is met een grote ve en aan het einde een i met een e”. “Dat klinkt niet goed”, zeg ik. “Heb je dat opgeschreven?” “Ja, een grote ve is wél goed, ik weet het zeker!” “Hm”, zeg ik, “laat mij eens kijken”. “Niet nodig, want het is goed”. “Laat me toch maar even zien.” “Nee!”, maar ze haalt haar hand toch weg. Er staat ‘vliegmachine’. Ze kijkt me uiterst opgewekt aan: “Ik zeg toch dat het goed is!” “Maar je zegt het anders tegen mij dan dat je het opschrijft”. “Grapje. Jij bent erin getrapt.”
In de redactiesommen heeft ze geen zin. Redactiesommen zijn verhaaltjes waar een som in zit verstopt. Bijvoorbeeld: ‘Guus gaat zijn klas trakteren op mandarijnen. Er zitten 26 kinderen in de klas. Guus heeft 5 netjes met 12 mandarijnen in een netje. Als Guus alle kinderen even veel mandarijnen geeft, hoeveel mandarijnen houdt hij dan over?’ Mehret is heel goed in rekenen, ze maakt bijna geen fouten. Als ze haar oefeningen zit in te vullen kan ik het nauwelijks bijhouden. Maar met dit soort sommen heeft ze moeite. Ze vindt het blijkbaar moeilijk om de som in de tekst te ontdekken. Ze geeft foute antwoorden, en ze haat het om fouten te maken. Fouten worden verdoezeld, uitgegumd en ontkend. En ze kijkt er (heel eventjes) erg donker bij. Ze vindt mijn bewering, dat hoe vaker ze oefent hoe beter ze het gaat doen, maar dubieus. Ze probeert te smokkelen door te bladeren naar een bladzijde met redactiesommen voor groep 4.
Gelukkig komt aan alle beproeving een eind en mag de huiswerktekening (?) nu worden afgemaakt. Het moet een eenhoorn / unicorn worden. “Een elegant beestje”, zeg ik. “Wat is ‘elegant’?” Ik probeer het uit te leggen. “Nee hoor, unicorns zijn grote lomperiken, vooral als ze nog jong zijn.” “O”, zeg ik. “Zet jij daarom een unicorn muts op?” Daar kan Mehret smakelijk om lachen.
Het is tijd om te vertrekken. “Ik ga nu iets doen dat eigenlijk niet mag”. Voordat haar moeder of ik kunnen reageren is Mehret al halverwege naar beneden op de roltrap die naar boven gaat. Er komt gelukkig niemand naar boven, het moment heeft ze in alle opzichten goed uitgezocht. Als wij met de goede roltrap beneden komen, staat zij al te pingelen op de grote vleugel die er staat. “Er staat niet dat het niet mag”, zegt ze als ze mij ziet fronsen. Een week eerder stond dat bordje nog wel op de piano: ‘Alleen voor geoefende spelers’. “Alleen als je echt piano kunt spelen, volgens mij geldt dat elke week”, zeg ik. En haar moeder trekt haar mee.
“Ben je op de fiets of met de metro?” vraagt ze buiten. (Na twee keer door de draaideur te zijn gegaan natuurlijk. Je zou haar aan een riem moeten houden.) “Fiets”. “We lopen even met je mee naar je fiets”. Mij wordt verzekerd dat ik een hele mooie fiets heb. Ze kent niet veel mensen die zo’n mooie fiets hebben.
En zo nemen we afscheid. “Tot volgende week. Misschien bel ik via Facetime als ik moeilijk huiswerk heb.” Tot volgende week, Mehret. Aan jou ligt het niet, jij komt er wel. Als je maar een halve kans krijgt.
Leonard de Vos
Mehret is een in Rotterdam geboren meisje van Eritrese afkomst, nu 9 jaar oud. Zij en haar moeder hebben geen Nederlandse verblijfspapieren. Ze zijn tussen wal en schip geraakt, bewonen een (grote) kamer in een woning van de Pauluskerk, waar meer ongedocumenteerden wonen. Mehret en haar moeder krijgen iedere maand van onze diaconie een bedrag ongeveer gelijk aan de kinderbijslag: nu € 100. Geef de diaconie daarvoor wat geld op bankrekeningnummer NL33 RABO 0373 7130 10 van de diaconie van Protestants Kralingen, o.v.v. Mehret. U kunt ook geven via de Appostel app. Geld dat we méér ontvangen dan het kinderbijslagbedrag, gaat naar Stichting Omzo van de Pauluskerk om anderen te helpen.