Is de christelijke naastenliefde van deze geestelijke niet naïef geweest? Al het geloof van de wereld is niet opgewassen tegen het kwaad dat mensen kan gaan beheersen. Meerderen hebben daarvoor de prijs van hun leven betaald. Aan het eind van zijn boek ‘Alle dingen nieuw. Een theologische visie voor de 21e eeuw‘ noemt Erik Borgman verschillende voorbeelden, waaronder de Algerijnse dominicaan Pierre Claverie, die samen met zijn chauffeur wordt vermoord in 1981. Hij bleef in Algerije toen de situatie daar zeer gevaarlijk werd. Toen hem de vraag werd voorgelegd waarom, antwoordde hij: “Waar zou de kerk als het lichaam van Christus anders zijn dan bij degenen die lijden? Ik geloof dat de kerk sterft door niet dicht genoeg bij het kruis van Jezus te zijn.” Ook noemt Borgman de prior van de trappisten van Tibhirine, Christian de Chergé, die in 1996 samen met zes medebroeders besluit om niet te vertrekken uit solidariteit met de plaatselijke bevolking. Zij worden eveneens slachtoffer van extremisme in Algerije. De confrontatie tussen hun religieuze inzet en het gruwelijke einde is meer dan schokkend, omdat die iets zegt over onze menselijke samenleving. Daarin lijkt God vaak geheel afwezig. In het geweld, in het lijden, in onverschilligheid regeert een logica waarin zijn koninkrijk een onmogelijkheid lijkt. Daarvoor kiezen is eigenlijk wereldvreemd.
Toch is dat, betoogt Borgman in ‘Alle dingen nieuw’, juist wat de wereld tot haar ware bestemming brengt. Niet alleen bij mensen die uitzonderlijke en moedige keuzes maken, maar in ieders leven. In dit weerbarstige ‘schijnbaar Godvergeten’ bestaan stelt hij de vraag hoe God nabij is en probeert een theologie te ontwerpen die de werkelijkheid van de 21e eeuw ten volle onder ogen ziet. Dat doet deze katholieke theoloog door met veel denkers en dichters in gesprek te gaan. Het uitgangspunt daarbij is dat de goddelijke presentie zich nergens zomaar laat aanwijzen. Onze eigen inzichten stuiten op grenzen, de vragen van het leven zijn niet te begrijpen door bepaalde regels en principes als antwoord te formuleren. Dat is ook niet wat de theologie zou moeten doen. Het gaat om een geloofshouding die niet wegkijkt van de plaatsen waar het kruis staat. In het roepen om zijn aanwezigheid, juist vanuit onze geschoktheid, is God bezig aanwezig te komen. Hij is het zelf die dat verlangen in ons wekt. Wie bidt ‘door mee te gebaren en te schreeuwen met de pijn van de wereld’, wordt daardoor opgenomen in Gods komst naar de wereld. Dat staat haaks op de realiteit waarin we graag alles willen in de hand willen hebben. Het paradoxale van het geloof is dat het gaat over wat niet gezegd kan worden en wat als onmogelijk wordt gezien.
Dat klinkt abstract, het is ook geen gemakkelijk boek. Maar tegelijk brengt Borgman het heel dichtbij. Want wij kunnen Gods stem alleen horen zoals God spreekt in het leven van mensen. God zelf is ongekend, maar ons leven is een ruimte waarin Gods spreken meeklinkt, doorklinkt en opklinkt. Het gaat erom dat we in ons eigen bestaan voortdurend open proberen te staan voor zijn aanwezigheid. Door in de handelingen van alledag, hoe onbelangrijk die ook lijken, God te verwachten en welkom te heten. Door open te staan voor Gods Liefde als geschenk.
Borgman noemt dat ‘de grammatica die Christus is’, een term die hij ontleent aan een middeleeuwse monnik. Voor hem is God niet los verkrijgbaar van Christus, die ons God in zijn ongekendheid laat kennen als onuitputtelijke bron van hoop waarop te vertrouwen valt, onder alle omstandigheden. Als scheppende liefde waardoor wij onszelf leren kennen: bestemd om daarop te reageren met wederliefde. “De grammatica die Christus is”, aldus Borgman, “is de grammatica van de noch te funderen, noch te hanteren, maar alles dragende en alles vernieuwende kracht van de liefde die reikt tot over de grenzen van de dood”.
God komt nabij in mensen die tegen de heersende logica in deze grammatica blijven oefenen. Die de kracht van deze liefde blijven leven, tegen de klippen op. En die blijven geloven dat zich dwars door alle ellende heen, of misschien zelfs er middenin, een bevrijdende en alles veranderende mogelijkheid aankondigt. Borgman noemt dat missionair. Pierre de Claverie en Christian de Chergé hebben zich vol overgave daaraan vastgehouden. Ook Olivier Maire koos ervoor om de beschadigde asielzoeker, wat hij ook had gedaan, niet af te wijzen maar met liefde te ontvangen. Inderdaad, dat is wereldvreemd. Het was opvallend hoe er over de Rwandese dader meteen getwitterd werd dat hij al veel eerder het land uitgezet had moeten worden. Degene die hem als gast opnam en het risico aanging van de ontmoeting deed het tegenovergestelde. Juist die vervreemding, zegt Erik Borgman, is echter een verborgen vorm van Gods liefdevolle aanwezigheid. Door uit die aanwezigheid te leven verbinden mensen zich met hem en worden zij tekens van hoop. In alle ongerijmdheid.
ds Marianne Bogaard
Een theologische visie voor de 21e eeuw,
Utrecht 2020