Een overweging voor Keti Koti
30 juni 2023

Woonplaats van de Eeuwige

Ooit stond ik in fort Elmina, aan de kust van Ghana. Nooit heb ik me sterker gerealiseerd hoezeer ook mijn geschiedenis verbonden is met de slavernij. Fort Elmina was vanaf 1637 in Nederlandse handen, in de periode dat de slavenhandel opkwam. De totslaafgemaakten werden daar ‘verzameld’ om verscheept te worden. Het meest schokkend was de kerkzaal boven de kerkers. Met een tekst gebeiteld in steen, in oud-Nederlands: ‘Zion is des Heeren ruste. Dit is syn woonplaets sein eewighey.’

Hoe kon hier gevierd worden? Hoe kon Gods Naam worden aangeroepen, terwijl medemensen één verdieping lager crepeerden? Ik besefte op dat moment dat ik een geestelijke erfgenaam ben van die Vaderlandse historie. Een historie van zeehelden, maar ook van regenten die namens de WIC slaven opkochten, gevangen zetten en naar de West stuurden. En van predikanten die boven de kreten van de totslaafgemaakten uit preekten. Er was slechts een enkele tegenstem, zoals die van dominee Hondius. Hij stelde in de 17e eeuw dat Afrikaanse slaven werden behandeld ‘alsof het maar beesten waren’. Daarmee raakte hij de kern van de slavernij: de ontmenselijking.

Als een geliefde broeder

Wat een contrast met de wijze waarop Paulus spreekt over de slaaf Onesimus in een brief aan Filemon. Je kunt de slavernij in de tijd van het Nieuwe Testament niet vergelijken met die in de koloniale tijd, maar ook Onesimus beschikt niet over zijn eigen leven. Hij is een persoonlijke slaaf van Filemon, die een overtreding heeft begaan en bemiddeling heeft gezocht bij Paulus. Maar hij is ook iemand die christen is geworden en voor Paulus is gaan zorgen. Dat laat je anders kijken. Onesimus is vooral een medemens. Paulus stuurt hem weliswaar terug naar Filemon, maar zegt erbij: ‘niet meer als een slaaf, maar als veel meer dan dat, als een geliefde broeder’. Doordat hij een broeder is geworden, wordt zichtbaar wat zijn werkelijke identiteit is: die van een waardevol mens.

Als gelijkwaardig medemens

Zo is eeuwenlang niet naar totslaafgemaakten gekeken. Dat werkte door nadat de slavernij was afgeschaft. Het idee dat iemand met een lichte huidskleur van meer waarde was dan iemand met een donkere huidskleur heeft sporen achtergelaten. Tot op vandaag. Nazaten van totslaafgemaakten maken ons daarop attent. Helaas is racisme structureler dan we soms denken. In dat opzicht is de hartenkreet van Paulus een oproep aan ons allen. Kun je de ander écht zien als een zuster, als een broeder? Als een gelijkwaardig medemens?

Dat geldt niet alleen voor christenen ten opzichte van medechristenen. Dat geldt voor mensen ten opzichte van medemensen. Leven en geloven is een voortdurende oefening om in je naaste een schepsel Gods te zien. Iemand met evenveel recht op leefruimte als jij. En om in alle oprechtheid te erkennen waar vooroordelen misschien nog in de weg zitten. Want waar mensen als zusters en broeders samen wonen, dáár geeft de Eeuwige zijn zegen.

Marianne Bogaard

De slotregel komt uit Psalm 133.

Dit artikel schreef ds Marianne Bogaard voor het meinummer van Open Deur