Eens komt de dag. Toen de laatste Israëlische gijzelaars in Gaza vrijkwamen was er grote vreugde. Er kwam een moeder in beeld die de hoop nooit had opgegeven. Ook aan Palestijnse kant was er vreugde om de gevangenen die werden vrijgelaten. In Jeruzalem klonken woorden over een nieuw tijdperk van vrede.

Dit was dé dag. Maar we wisten op dat moment al dat er nog vele andere dagen zouden komen. Dat geweld en verwoesting sporen trekken waardoor een wapenstilstand nog geen duurzame vrede is. Een wereld waarin geen mens nog zal leren wapens te hanteren is ver weg.

Dat maakt de woorden van Jesaja, woorden die gaan over Jeruzalem, indringend. Eens komt de dag. In het laatste der dagen, wordt daarmee bedoeld. Aan het eind van wat wij geschiedenis noemen. Jesaja profeteert op de rand van onze werkelijkheid en de goddelijke realiteit.

In zijn profetie is Jeruzalem meer dan de woonplaats van het volk Israël. Sion is de berg met de tempel van de Eeuwige. De plaats waar God verblijft te midden van de mensen. Met een onweerstaanbare aantrekkingskracht op alle volken. Vrede begint daar, op de plek waar hemel en aarde elkaar raken, waar de mens de Eeuwige ontmoet.

Een prachtig visioen heeft de profeet voor ogen, in het Midden-Oosten van voor onze jaartelling. Hij “ziet” het woord, staat er in de grondtekst. Over dat woord spreekt hij op zo’n manier dat het voor je ogen waar lijkt te worden. Geen bewapening maar werktuigen. Vrede die duren zal. En een God die recht spreekt dat boven alle twijfel verheven is.

Je zou willen dat dit visioen van Jesaja een voorspelling is, een dag waar we naar kunnen uitzien. De dag dat er definitief gesproken kan worden van een nieuw tijdperk van vrede. Waar alle volken, en dus heel de wereld, deel van uitmaken. Eens komt de dag…

Maar een profetie is geen voorspelling. Het is een verwachting. Een verwachting waar je alleen naartoe kunt leven door er deel van uit te maken. De laatste zin vat dat samen in een oproep aan de nakomelingen van Jakob: “Laten wij wandelen in het licht van de Heer”.

Ik moet denken aan Psalm 146, waar gelukkig wordt geprezen wie de God van Jakob tot hulpe heeft, wie haar hoop vestigt op de Eeuwige, onze God. Over recht voor verdrukten gaat het daar, brood voor de hongerigen, bevrijding van gevangenen en bescherming van vreemdelingen, wezen en weduwen.

Wandelen in het licht van de Eeuwige, het kan niet anders betekenen dan dat je daar ook zelf iets van uitdraagt zolang de dag van blijvende vrede nog niet aangebroken is. Het onderricht dat klinkt vanaf de Sion is de Thora, waar Gods recht en gerechtigheid de pijlers van zijn.

Op die dag stromen alle volken samen naar de berg van de Eeuwige, zegt Jesaja. Op die dag stralen de volken, kun je ook vertalen, in de zin van ‘verheugd staren’ naar de plaats waar vandaan de vrede zich verspreidt. Alsof het licht hen raakt als nooit tevoren.

De tempel werd verwoest. Duurzame vrede is er nog lang niet. Niet in Jeruzalem. Niet in onze wereld. Maar overal waar mensen oprecht proberen te leven in het licht van de Heer kunnen anderen aangeraakt worden met een fractie van hoop, een fragment van vrede die ons verstand te boven gaat.

Niet omdat het van ons afhangt. Maar omdat de Eeuwige daarin in ons midden woont. Tot de dag dat alles voorgoed in het licht zal staan van Zijn vrede.