“Dit is een Gele Kabbes”, zegt gids Klydel. We staan stil bij een grote woudreus in de jungle van Suriname. “Wie wil kan binnen kijken”, vervolgt hij, en verdwijnt door een mensengroot gat ín de boom. Die blijkt volledig uitgehold door termieten. Decennialang hebben zij de boom stukje bij beetje opgegeten, dit is hun domein. Als je in de uitholling staat en naar boven kijkt zie je de blauwe lucht op deze warme dag. Ondanks dat is deze reus echter blijven staan, en leeft. Mede door zijn imposante wortels. “Kijk”, zegt Klydel: “De boom leert je een les, zoals alles in de natuur. Wat er ook gebeurt in je leven, je kunt overeind blijven”.
Met die les lopen we verder. Op weg naar de volgende boom met een boodschap. Ik moet denken aan die prachtige psalm over een boom die een en al stabiliteit is … als een boom, geplant aan stromend water. Op tijd draagt hij vrucht, zijn bladeren verdorren niet (psalm 1,3). Door de Gele Kabbes besef ik nu dat dat niet alleen met het stromende water te maken heeft, maar net zo goed met de wortels die zich daarnaar uitstrekken. Reiken die diep genoeg? Zijn ze stevig genoeg? Dan zal de boom ook vrucht kunnen dragen als de omstandigheden niet optimaal zijn.
Net als onze gids gebruikt de psalmist in de eerste psalm het beeld van een boom om de mens aan het denken te zetten over zichzelf. De mens die is als een boom die tot bloei komt, dat is de mens die niet meegaat met wie kwaad doen … maar vreugde vindt in de wet van de Eeuwige. Waarheen strek je je wortels uit? Welke keuzes maak je? Psalm 1 wijst erop dat stabiliteit te vinden is in het je verdiepen in Gods wet. Vrij vertaald: in de focus op de liefde van God en de wijze waarop je daar in deze wereld aan vast kunt houden en van uit kunt delen. Wie het tegendeel doet lijkt misschien sterk maar verzwakt zichzelf, omdat zijn wortels niet diep reiken.
Ik zie het gezicht weer voor me van oma Lien. Jarenlang heb ik haar bezocht als ik in Paramaribo was. Toen ik haar leerde kennen was ze al tegen de 90. Gaandeweg verslechterde haar gezondheid, tot ze volledig bedlegerig werd. Ze zag bijna niets meer, maar met een telefoon die naast haar bed hing hield ze contact met de buitenwereld. En ze sprak met onze lieve Heer, dankbaar voor wat er was in deze fase van haar leven. De zorg van haar dochter, mensen die haar niet vergaten. Dat duurde jaren, ze werd 104. Tot het eind was het echter fijn om bij haar op bezoek te zijn. Haar geloofswortels maakten dat ze op één of andere manier middenin het leven bleef staan, al kon ze niets meer.
Er kan een moment komen in je leven dat je alles op alles moet zetten om staande te blijven. Als de omstandigheden je uithollen bijvoorbeeld, en er een leegte in jezelf ontstaat. Gelukkig de mens die dan iets ervaart van het geloof dat de liefde van de Eeuwige je niet loslaat. Van het vertrouwen dat je geworteld bent in zijn eeuwigheid, middenin alle tijdelijkheid. Als een Gele Kabbes die wonderlijk genoeg niet omvalt. En een manier vindt om toch door te groeien.
ds Marianne Bogaard
Psalm 1
Gelukkig de mens
die niet meegaat met wie kwaad doen,
die de weg van zondaars niet betreedt,
bij spotters niet aan tafel zit,
maar vreugde vindt in de wet van de Eeuwige
en zich verdiept in zijn wet, dag en nacht.
Hij zal zijn als een boom,
geplant aan stromend water.
Op tijd draagt hij vrucht,
zijn bladeren verdorren niet.
Alles wat hij doet komt tot bloei.
Zo niet de wettelozen!
Zij zijn als kaf
dat verwaait in de wind.
Wettelozen houden niet stand waar recht heerst,
zondaars niet in de kring van de rechtvaardigen.
De HEER beschermt de weg van de rechtvaardigen,
de weg van de wettelozen loopt dood.