Wat wens je elkaar toe, net over de drempel van 2022? Een voorspoedig nieuwjaar klinkt minder vanzelfsprekend dan voorheen. De pandemie hangt voorlopig nog als een schaduw over ons heen, om rekening mee te houden. Met alle gevolgen die dat heeft. Voor onze bewegingsvrijheid, voor ons welzijn, voor vele sectoren in onze maatschappij. Voorspoed lijkt in dat opzicht bijna onrealistisch. Wat bedoelen we eigenlijk, als we dat elkaar toewensen?
‘Gunstige gang van zaken, succes’, zegt het woordenboek in mijn boekenkast. Maar als ik verder kijk op internet, kom ik ook het synoniem ‘zegenrijk’ tegen. Dat trekt mijn aandacht, want zegen heeft voor mij een andere gevoelswaarde. Toch zijn er teksten in het Oude Testament, waaruit blijkt dat zegen met voorspoed te maken heeft. Wanneer iemand ‘gezegend’ is, is er voorspoed, vitaliteit. “De Eeuwige zal u ruim bedelen met kinderen en ook uw vee en uw akkers overvloedig zegenen”, hoort het volk wanneer Mozes de zegeningen verwoordt, die samengaan met gehoorzaamheid aan God.
Zegen is in de Bijbel een heilzame kracht. Een kracht ten goede. “Eulogia”, in het Grieks, “benedictio” in het Latijn. Iets goeds dat de ander wordt toegezegd, een gunst die wordt verleend. En soms heeft dat dus bijna een magische betekenis, alsof alleen het uitspreken ervan al effect heeft. Die zegen is in de verhalen van Israël deel van het dagelijks leven. Vaders geven hem aan hun zonen. Zo zegent Izaäk Jakob met het eerstgeboorterecht. En Koningen als David en Salomo zegenen hun volk, bijvoorbeeld bij de inwijding van de tempel.
Ook priesters spreken de zegen uit. Dat laatste wordt steeds meer praktijk, en zo wordt de zegen deel van de eredienst. Een klassieke tekst is in dat opzicht Numeri 6, de verzen 22-27: De Eeuwige zei tegen Mozes: Zeg tegen Aäron en zijn zonen dat zij de Israëlieten met deze woorden moeten zegenen: “Moge de Eeuwige u zegenen en u beschermen, moge de Eeuwige het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, moge de Eeuwige u zijn gelaat toewenden en u vrede geven.” Wanneer zij mijn naam over het volk uitspreken, zal Ik de Israëlieten zegenen.’ De priesterfamilie van Aäron wordt hier aangewezen om de zegen te geven. Maar ook de priesters blijven uiteindelijk de ontvangende partij. Zij zegenen altijd namens God, Hij is de bron van alle zegen.
Daarmee wordt het zegenen in een lange traditie geplaatst die Bijbels gezien al begint bij de Schepping. “Hij zegende hen” staat er tweemaal in Genesis 1. God geeft als schepper de dieren en de mensen zijn zegen mee. Deze zegen geeft ruimte om te leven, levensadem. En het is die zegen die de voorgangers van de gemeenschap doorgeven en meegeven op de grens van het heiligdom en de wereld daaromheen. God zegent ons om voluit te kunnen leven, zoals Hij dat bedoeld heeft. En om in dat opzicht ook elkaar tot zegen te zijn.
Dan kan zegen, vanuit een bepaalde invalshoek, het aspect van voorspoed in zich dragen. Maar het één synoniem maken voor het ander is te beperkend. ‘Zegenrijk’ is veelomvattender dan ‘voorspoedig’. Want het goede dat God ons toezegt, heeft ermee te maken dat wij leven in een wereld waarin Zijn levensgeest waait. En met de belofte dat, hoe kwetsbaar en beschadigd zijn schepping ook is, Hij die niet zal loslaten en eens zal voltooien. Zegen betekent niet dat we alles krijgen wat we wensen. Zegen is veel meer dat zijn vrede in ons midden is gekomen, zoals wij dat vierden met Kerst.
Mag je elkáár dat toespreken? Natuurlijk! Wij wensen elkaar zegen toe in het besef dat het uiteindelijk de Eeuwige is, die aan de oorsprong staat van ons bestaan. Die vreugde geeft. Die een nieuw begin schept, waar wij alleen onmogelijkheden zien. Die met Zijn Licht schijnt in iedere duisternis, ook die van de langste nacht. Dus ik zou zeggen: een zegenrijk 2022. Of om aan te sluiten bij een oude traditionele nieuwjaarswens:
HEIL EN ZEGEN!
ds Marianne Bogaard
–